header_gerard_b.jpg


Het begin
De samenkomst van de gemeente begint in zekere zin al thuis. Daar is op zondagmorgen of eerder de beslissing genomen: Wij gaan vanmorgen wel of niet naar de kerk. Waarom wel, waarom niet? Er zijn verschillende motivaties. Om de eredienst gaande te houden is ieders aanwezigheid gewenst en nodig!
Het Dienstboek oppert de mogelijkheid dat gemeenteleden zich thuis voorbereiden met bijvoorbeeld een gebed:
Menslievende God, bij U ben ik geborgen met heel mijn ziel.
Gij zijt mijn licht, mijn heil, voor U leg ik mijn hart open.
Kom met uw Geest in mij, en verenig mij met heel uw kerk,
dat zij uw geheimenis gelovig viert en U altijd in liefde dient. Amen
Als dan de klokken luiden weten wij dat het tijd is om naar de kerk te gaan. Veel klokken dragen het opschrift: ’Ik loof God- Ik roep de levenden- Ik beween de gestorvenen- Ik verdrijf de boze geesten’.
Misschien moeten wij ons nog haasten om op tijd te zijn… Zo zijn wij binnen welkom, opdat er ruimte komt voor Gods goede Geest om zijn Naam op aarde te vieren. De kerkgangers worden ontvangen door de koster of door de dienstdoende ambtsdragers.
De organist speelt of het is nog heerlijk stil in de kerk. De paaskaars brandt als symbool van Christus, die zich het Licht der wereld noemt. De paaskaars brandt al bij binnenkomst, als teken dat Christus de Gastheer is. Hij verwelkomt zijn gemeente!! Met Licht.
Je hebt een plek in de kerk gevonden. Over een aantal minuten begint de dienst. Wat doe je in die tussentijd? Sommigen hebben behoefte aan stilte, anderen zien uit naar een gesprekje.
Heb je je bruurvouw/ buurman al goedemorgen gewenst? Wat je als kerkganger niet ziet, maar wel moet weten is dat men zich in de kerkenraadskamer ook op de dienst voorbereidt.
Naast alle ‘zakelijke regeldingen’ als afkondigingen en collecten enz. spreekt de diensdoende ouderling met de aanwezigen het consistoriegebed uit. Daarin vraagt hij God om zijn zegen over de dienst. Het Dienstboek noemt een aantal gebeden, hierbij een voorbeeld.
Gij, Eeuwige, oorsprong, doel en zin van ons bestaan,
wij vragen om uw nabijheid, dit uur.
Laat ons zingen en bidden zijn tot uw eer.
Open ons voor uw bevrijdende aanwezigheid
en beziel wie ons voorgaan met uw gedachten, woorden en werken,door uw heilige Geest. Amen
Op een gegeven moment komt er een kleine stoet de kerk binnen: de diaken, de kerkrentmeester en de ouderling van dienst gaan de voorganger vooruit. Zij draagt al of niet een toga en al of niet een stola. Draagt zij er wel één en het klopt allemaal dan komt de kleur van de stola overeen met het antependium, het voorhangdoek, dat over de tafel ligt of soms zelfs ook de kansel siert. De kleuren van het kerkelijk jaar brengen op een speelse manier wat kleur en fleur in de kerk. Wij kennen 4 hoofdkleuren: wit, paars, rood en groen.
Wit verwijst naar het Licht van Christus. Het is de kleur die Pasen en Kerst en de weken daarna sieren, want een feest werkt nog lang na.
De weken voorafgaand aan de feesten, 6 week voor Pasen de veertigdagentijd, en 4 week voor Kerst de adventstijd, zijn vanouds perioden van inkeer en vasten. Daar hoort de kleur paars bij: ingetogenheid. En ‘de kleur is rood’ hoort natuurlijk bij Pinksteren. Rood van hartstocht, vurigheid van de Geest en liefde. Ook wordt er rood getoond op de gedenkdagen van de martelaren, zij die met hartstocht hun leven hebben ingezet voor het geloof. Het rood verwijst dan ook naar het vergoten bloed. Van Pinksteren tot Advent is de groene periode van het jaar. Het groen verwijst naar de hoop op de nieuwe schepping. Het is de kleur van groei en toekomst. Na Pinksteren heet het ook wel ‘ de feestloze periode’. Maar dan gaan wij voorbij aan het feit dat het iedere zondag een feest mag zijn om in geur en kleur met anderen samen te zijn ter ere van Gods Naam.